Over "van alles en nog wat en een beetje"
dinsdag 23 april 2024

Tropische Schrijfwedstrijd

Schrijven Magazine/Schrijven Online organiseerde samen met Schrijversvakschool Paramaribo en Scriptplus een Tropische Schrijfwedstrijd. Thema: zonde van het ongeschreven woord. Geen alledaags thema en ik heb even moeten nadenken of ik daar iets van kon maken. Het is me gelukt en ik heb een verhaal ingezonden. Helaas niet op de longlist en dus ook niet bij de winnaars (hier meer info). Voor de liefhebbers mijn inzending:

Ongeschreven

Ik neem plaats op de laatste lege kubus en kijk uit over de lange rij wachtenden voor mij. De lucht zindert van de verwachtingen, de hoop, het verlangen. Ik kijk al lang uit naar dit moment. Eindelijk maak ik kans. Eindelijk is er plaats voor mij. Naast me, daar waar de kubussen niet zijn, hangt nu een soort mist. Ik kan geen individuen meer onderscheiden. Er zijn geen letters, geen woorden en zeker geen zinnen te herkennen. Vaag, grijs, ondoorzichtig, bijna onbestaand. Ik wil het aanraken, maar er is niets. Ik kijk de andere kant op, naar de rij kubussen. Elke kubus is bezet. Ze lijken allemaal te zweven. Het eerste gedeelte strak en keurig op een lijn. Voorbij de helft is er enige beweging. Ik zie dat de kubussen nu en dan verwisselen van plaats. Schijnbaar uit zichzelf. De bewegingen worden meer en chaotischer naarmate het begin van alle kubussen dichterbij komt. Ik kan niet zien wat daar precies gebeurt. Ik ben nog te ver weg.

De schrijver opent de inktpot en pakt zijn kroontjespen op. Hij staart naar het hagelwitte vel papier voor hem op de lessenaar. Gedachteloos steekt hij het puntje van de pennenhouder in zijn mond. Leeg, alles is nog leeg. Maar in zijn hoofd beginnen zich woorden te vormen en de woorden vormen zinnen. Hij ziet stukken verhaal als beelden voor zijn ogen langsgaan. Hij is zoekend. Zoekend naar de juiste woorden, naar die ene beginzin waar de toon mee gezet wordt. Hij wil als altijd meteen de perfecte zin neerschrijven. Geen gekras op zijn hagelwitte papier. Zijn vingers draaien de kroontjespen rond tussen zijn tanden. Flarden tekst stelt hij samen zonder het op te schrijven. Eerst moet die ene zin er zijn.

Ik droom weg en denk aan wat er straks gaat gebeuren. Ik zie mezelf staan op een hagelwit vlak. Ik word nooit meer vergeten. Ik ben belangrijk, betekenisvol en wordt bewonderd, misschien een keer verguist, maar nooit, nooit zal ik meer helemaal verdwijnen. Met een beetje geluk wordt ik bekend over de hele wereld. Ik word absoluut een ster. Ik vraag me af door wie ik ontdekt ga worden. Een cabaretier? Een journalist? Een ontdekkingsreiziger? Of gewoon bij toeval door de 'gewone' man? Kom ik op televisie? In de krant? Ik zucht een keer diep. Ik kan niet wachten om te weten waar ik terecht kom. Schiet op met die rij! Het is nu mijn tijd.

Ineens doopt de schrijver zijn pen in de inktpot en begint te schrijven. Sierlijke letters vormen woorden en de woorden vormen zinnen. Het lijkt of deze vanzelf uit de pen vloeien. De schrijver aarzelt geen moment. Zijn hand beweegt van links naar rechts, met een korte hop terug, om weer van links naar rechts te gaan. Het ritme wordt slechts onderbroken door het opnieuw dopen van de pen in de inkt. Nergens een druppel. Nergens een fout. Zijn verhaal vult het hagelwitte papier tot de laatste millimeter. Dan stopt de schrijver. Hij pakt een nieuw hagelwit, leeg vel. Staart opnieuw de verte in met de houder van de kroontjespen tussen zijn tanden, zoekend naar de nieuwe eerste zin.

Wanneer het precies gebeurd is, weet ik niet. Ineens maak ik onderdeel uit van de steeds verwisselende kubussen. Ik ben een onderdeel van een reeks en toch ben ik ook nog zelfstandig, los van de rest. Mijn kleur verschilt van de anderen. Ik ben vaag, een soort van doorzichtig. Om mij heen is iedereen solide zwart. Een vaste vorm. Of toch niet? Af en toe verwisselt mijn kubus met een kubus die ook bezet is met een doorzichtige en nog vage vorm. Ik ril bij de gedachte dat ik concurrentie heb. Ik ben aan de beurt! Niet een ander. Boosheid overvalt me. Ik probeer mijn kubus te besturen en naar voren te dringen. Door mijn boosheid loop ik rood aan en word zo zichtbaarder. Het gaat me lukken!

De schrijver komt weer in beweging. Bedachtzaam doopt hij de pen in de inkt. Nog even zweeft zijn hand boven het lege vel. Dan raakt de penpunt het papier en vloeien de letters opnieuw aaneen tot woorden en vormen de woorden zinnen. De schrijver stokt. Even heeft hij een nog niet eerder geschreven woord voor ogen. Het zweeft als het ware op een kubus voorbij en trekt de aandacht door de dieprode kleur. De schrijver volgt het woord, zoekt de betekenis. Enkele ogenblikken neemt hij het woord in zich op. Maar ineens wordt de kubus opzij geduwd door een wirwar van kubussen met allemaal solide, vastgevormde woorden. En de schrijver schrijft: 'Zonde van het ongeschreven woord.'

Laat een antwoord achter